Wanneer ik weer wat dagboek documenten open, vind ik daar rake stukken die precies verwoorden hoe ik me toen voelde. Het ontroerd me opnieuw wanneer ik het lees. Het is rauw en neerslachtig. Doordat ik noodgedwongen alle contact met de buitenwereld zo'n beetje had verbroken, vroeg ik me af hoe het ooit gevoeld had om in contact te staan en om echt te vóelen. Ik was op den duur gewoon zó moe en opgeslokt door de zorg voor Jesse, dat ik slechts nog leefde als een loslopende zombie. Zo intens geïsoleerd, dat ik niet meer wist wat leven was en hoe het nog leuk kon zijn... Na wat gesprekken met familie en vrienden, kreeg ik de tip om weer leuke dingen te gaan doen... dingen die ik vroeger altijd zo leuk vond. Dat zou me vast helpen. Ik schreef er dit stuk over: Ik had gedacht dat de stad me een opkikker zou geven. Dat ik er vrolijker van zou worden, om er weer net als vroeger even een uurtje uit te zijn s’avonds tijdens koopavond. In mijn tienertijd was er geen discussie
Als vrouw, dochter, echtgenote, vriendin, zus, moeder, of toeschouwer...