Wanneer
ik weer wat dagboek documenten open, vind ik daar rake stukken die
precies verwoorden hoe ik me toen voelde. Het ontroerd me opnieuw
wanneer ik het lees. Het is rauw en neerslachtig. Doordat ik
noodgedwongen alle contact met de buitenwereld zo'n beetje had
verbroken, vroeg ik me af hoe het ooit gevoeld had om in contact te
staan en om echt te vóelen. Ik
was op den duur gewoon zó moe en opgeslokt door de zorg voor Jesse, dat ik
slechts nog leefde als een loslopende zombie. Zo intens geïsoleerd, dat ik niet
meer wist wat leven was en hoe het nog leuk kon zijn...
Na wat gesprekken met familie en vrienden, kreeg ik de tip om weer leuke dingen te gaan doen... dingen die ik vroeger altijd zo leuk vond. Dat zou me vast helpen. Ik schreef er dit stuk over:
Ik had gedacht dat de stad me een opkikker zou geven. Dat ik er vrolijker van zou worden, om er weer net als vroeger even een uurtje uit te zijn s’avonds tijdens koopavond. In mijn tienertijd was er geen discussie over mogelijk; ik ging altijd. Lekker struinen, een loempia eten, koopjes scoren, en kletsend in een café belanden.
De illusie dat me dat vanavond hetzelfde gevoel kon geven, koesterde ik terwijl ik op de fiets zat. Maar hoe dichter ik bij de stad kwam, met zijn gezellige lichtjes, pandjes en drukte, hoe leger ik me vanbinnen voelde. Alsof ik opging in de drukte, en zelf niet meer bestond.
Mijn stappen voelen zwaar, en de tranen branden achter mijn ogen, wanneer ik opmerk hoe een verkoopster me opneemt. Ik kijk naar mezelf in de spiegel, en kijk naar wat ze ziet: Een slonzige moeder, met verouderde kleding aan, een pillig vest onder de jas, en een veel te dikke sjaal, terwijl het heerlijk najaarsweer is. Mensen lopen om me heen in trendy vesten die open over hun shirtjes hangen. Ik zie eruit als een Antilliaan op de Noordpool…
Aan mijn haar is ook al dagen niks gebeurd. En de schoenen die ik draag kunnen eigenlijk echt niet meer zie ik, terwijl ik in de spiegel mijn blik naar beneden laat zakken. Ze zijn af, maar ze lopen zo lekker. En ik heb geen zin, geen puf en geen tijd om nieuwen te kopen.
De vraag die me kwelt is: Hoe blaas ik mezelf nou nieuw leven in? Ik weet het niet. De verkoopster lijkt het al evenzo hopeloos in te zien. Ze vraagt me voorzichtig of ze kan helpen en of ik ergens naar op zoek ben. Cynisch denk ik: “Ja, ik zoek mezelf. Ik ben het denk ik verloren. Waarschijnlijk ligt het ergens langs de weg ofzo… eenzaam te zijn”. Pijn doorboort mijn ziel. En terwijl ik verder loop, worden de emoties me teveel. Ik zie een moeder en een dochter, twee vriendinnen, een klein gezinnetje, een paar kinderen, een bejaard stelletje… ze kunnen me stuk voor stuk ontroeren. Zij hebben het wél. Zij hebben de connectie. Ze zijn de druppel van het contrast. Hun leven, en mijn leegte. Ik heb de neiging om te schreeuwen. Om te schreeuwen: “RAAK ME AAN”. Al is het maar voor eventjes. Dat ik warmte kan voelen, en weer weet hoe het was. Dat ik eventjes verbonden ben met het bruisende en warme, zonder te hoeven géven. Dat ik me weer herinneren kan hoe het was om blij te zijn, en onbevangen. En niet koud. Dat het stukje in mij, wat is doodgegaan, heel misschien weer tot leven komt…
Bij thuiskomst tref ik een babyfoon aan, met de lichtjes vol in het blauw. Jesse huilt. “Hoe kon het ook goed gaan?!” Denk ik sarcastisch. “Zodra ik maar een minuut van zijn zijde wijk is het mis”.
Met mijn hoofd vol leegte, hijs ik mezelf de trap weer op. Terug naar dat, wat me zó bezielt, en tegelijkertijd zo kwelt. Het laat me nooit, maar dan ook nooit alleen.
Er zijn soms van die momenten dat ik even terug blik op hoe het was, en hoe het nu is. Gister was weer zo'n moment. Dan dwalen mijn gedachten af naar een jaar of twee geleden... dat Jesse nog maar anderhalf was bijvoorbeeld. Wat een wereld van verschil! Niet alleen in zijn ontwikkeling, maar ook in mijn leef- en gevoelswereld. Wat ben ik blij dat het nu al zo veel beter gaat. Maar wat had ik de impact van het leven met dit kindje onderschat! Wat heb ik er veel voor moeten inleveren. De rede dat ik dan ook dit stukje post, is om een dag uit de realiteit te tonen. Een kijkje achter het masker wat ik toen op had, om alles maar zo goed en zo kwaad bij elkaar te houden. Maar wat zijn tol heeft geëist, tot in grotere proporties dan ik soms aan kon. Want een gehandicapt kind, met zó een grote gebruiksaanwijzing, zet je leven op zijn kop.
Gelukkig ben ik het nu allemaal aan het verwerken en een plaatsje aan het geven. Dat is best taai, maar dode dingen maken de grond vruchtbaar. Er beginnen langzaamaan wat bloemetjes te groeien op mijn tranen.Voorzichtig durf ik te hopen dat de zwaarste stormen achter de rug zijn, en dat de zon weer doorbreekt. Zo ervaar ik het nu in ieder geval wel. En dat maakt, dat ik het voorjaar extra intens beleefd heb. Alsof ik ben meegegroeid in de ontkieming van alle plantjes bloemetjes en blaadjes. Dat ik eindelijk weer wat ontdooi, en er weer ruimte komt voor leven. YES.
Na wat gesprekken met familie en vrienden, kreeg ik de tip om weer leuke dingen te gaan doen... dingen die ik vroeger altijd zo leuk vond. Dat zou me vast helpen. Ik schreef er dit stuk over:
Ik had gedacht dat de stad me een opkikker zou geven. Dat ik er vrolijker van zou worden, om er weer net als vroeger even een uurtje uit te zijn s’avonds tijdens koopavond. In mijn tienertijd was er geen discussie over mogelijk; ik ging altijd. Lekker struinen, een loempia eten, koopjes scoren, en kletsend in een café belanden.
De illusie dat me dat vanavond hetzelfde gevoel kon geven, koesterde ik terwijl ik op de fiets zat. Maar hoe dichter ik bij de stad kwam, met zijn gezellige lichtjes, pandjes en drukte, hoe leger ik me vanbinnen voelde. Alsof ik opging in de drukte, en zelf niet meer bestond.
Mijn stappen voelen zwaar, en de tranen branden achter mijn ogen, wanneer ik opmerk hoe een verkoopster me opneemt. Ik kijk naar mezelf in de spiegel, en kijk naar wat ze ziet: Een slonzige moeder, met verouderde kleding aan, een pillig vest onder de jas, en een veel te dikke sjaal, terwijl het heerlijk najaarsweer is. Mensen lopen om me heen in trendy vesten die open over hun shirtjes hangen. Ik zie eruit als een Antilliaan op de Noordpool…
Aan mijn haar is ook al dagen niks gebeurd. En de schoenen die ik draag kunnen eigenlijk echt niet meer zie ik, terwijl ik in de spiegel mijn blik naar beneden laat zakken. Ze zijn af, maar ze lopen zo lekker. En ik heb geen zin, geen puf en geen tijd om nieuwen te kopen.
De vraag die me kwelt is: Hoe blaas ik mezelf nou nieuw leven in? Ik weet het niet. De verkoopster lijkt het al evenzo hopeloos in te zien. Ze vraagt me voorzichtig of ze kan helpen en of ik ergens naar op zoek ben. Cynisch denk ik: “Ja, ik zoek mezelf. Ik ben het denk ik verloren. Waarschijnlijk ligt het ergens langs de weg ofzo… eenzaam te zijn”. Pijn doorboort mijn ziel. En terwijl ik verder loop, worden de emoties me teveel. Ik zie een moeder en een dochter, twee vriendinnen, een klein gezinnetje, een paar kinderen, een bejaard stelletje… ze kunnen me stuk voor stuk ontroeren. Zij hebben het wél. Zij hebben de connectie. Ze zijn de druppel van het contrast. Hun leven, en mijn leegte. Ik heb de neiging om te schreeuwen. Om te schreeuwen: “RAAK ME AAN”. Al is het maar voor eventjes. Dat ik warmte kan voelen, en weer weet hoe het was. Dat ik eventjes verbonden ben met het bruisende en warme, zonder te hoeven géven. Dat ik me weer herinneren kan hoe het was om blij te zijn, en onbevangen. En niet koud. Dat het stukje in mij, wat is doodgegaan, heel misschien weer tot leven komt…
Bij thuiskomst tref ik een babyfoon aan, met de lichtjes vol in het blauw. Jesse huilt. “Hoe kon het ook goed gaan?!” Denk ik sarcastisch. “Zodra ik maar een minuut van zijn zijde wijk is het mis”.
Met mijn hoofd vol leegte, hijs ik mezelf de trap weer op. Terug naar dat, wat me zó bezielt, en tegelijkertijd zo kwelt. Het laat me nooit, maar dan ook nooit alleen.
Er zijn soms van die momenten dat ik even terug blik op hoe het was, en hoe het nu is. Gister was weer zo'n moment. Dan dwalen mijn gedachten af naar een jaar of twee geleden... dat Jesse nog maar anderhalf was bijvoorbeeld. Wat een wereld van verschil! Niet alleen in zijn ontwikkeling, maar ook in mijn leef- en gevoelswereld. Wat ben ik blij dat het nu al zo veel beter gaat. Maar wat had ik de impact van het leven met dit kindje onderschat! Wat heb ik er veel voor moeten inleveren. De rede dat ik dan ook dit stukje post, is om een dag uit de realiteit te tonen. Een kijkje achter het masker wat ik toen op had, om alles maar zo goed en zo kwaad bij elkaar te houden. Maar wat zijn tol heeft geëist, tot in grotere proporties dan ik soms aan kon. Want een gehandicapt kind, met zó een grote gebruiksaanwijzing, zet je leven op zijn kop.
Gelukkig ben ik het nu allemaal aan het verwerken en een plaatsje aan het geven. Dat is best taai, maar dode dingen maken de grond vruchtbaar. Er beginnen langzaamaan wat bloemetjes te groeien op mijn tranen.Voorzichtig durf ik te hopen dat de zwaarste stormen achter de rug zijn, en dat de zon weer doorbreekt. Zo ervaar ik het nu in ieder geval wel. En dat maakt, dat ik het voorjaar extra intens beleefd heb. Alsof ik ben meegegroeid in de ontkieming van alle plantjes bloemetjes en blaadjes. Dat ik eindelijk weer wat ontdooi, en er weer ruimte komt voor leven. YES.
Reacties
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat.