Ik rommel in mijn portemonnee om te zoeken naar kleingeld, terwijl ik Jesse bij zijn capuchon vasthoud. Warempel, ik vis nog een paar muntjes uit een vakje. Precies genoeg voor het lawaai apparaat. Samen met hem loop ik naar de kassa, waar ik hem de kleverige centjes laat overhandigen. Zij wisselt ze om voor een 0,50 eurocent en Jesse rent al met zijn lange benen naar het autootje. Zijn fijne motoriek is duidelijk geoefend op school, want het neemt maar twee pogingen in beslag voor het muntje door de gleuf valt. Ik juich voor hem. Hij glundert. Maar nog voor hij het beseffen kan, begint het lawaai autootje te bewegen. Ik lach en hijs hem in het zitje. Zijn gespannen bekkie spreekt boekdelen. Gemengde gevoelens van spanning en vreugde wisselen elkaar af in milliseconden, maar gelukkig overheerst de vreugde. Na een halve minuut kijk ik in een stralende grijns, zoals ik hem ken. Jesse ten voeten uit.
Hoe ziet hij mij?
Tijdens het wachten film ik zijn reactie tijdens het ritje. Hij beleeft alles intens. Soms zou ik hem wel eens een dagje willen zijn om te weten hoe het is. Hoe het er in zijn hoofd uit ziet. Hoe zijn ogen alles zien. Hoe zijn ogen MIJ zien…. Mijn gedachtes blijven hangen. Hoe zou hij mij zien? Ik. De moeder die hem opeens niet meer zoveel om zich heen kan verdragen, omdat ze genoeg heeft aan zichzelf. De moeder die elke week zijn tas weer inpakt om te gaan logeren waar hij helemaal geen zin in heeft… De moeder die vervolgens geen boodschap heeft aan zijn smeekbede om thuis te mogen blijven of niet met de bus mee te willen. Wie ben ik in zijn ogen? In ieder geval niet slecht genoeg om te vergeten, want de overdracht en schriftjes staan vol met de teksten waarin pijnlijk beschreven wordt dat hij me mist. Maar of ik dáár dan blij van moet worden...
“Jesse was niet lekker vandaag, vroeg veel om moeder.”
“Jesse nam de dag-structuur vaak door. Herhaalde vaak: Dána mama! Moest telkens afgeleid worden.”
“Jesse zat niet lekker in zijn vel en plaagde andere kindjes. Vroeg veel om moeder.”
“Jesse was verdrietig, wilde niet logeren.”
"Jesse was vandaag moeilijk af te leiden."
“Jesse vraagt om moeder, maar wordt opgehaald door zorgverlener.”
Het schuldgevoel knaagt. Ook bij Peter. We missen hem ook. Oprecht. We smullen van de foto’s en de verhalen die we krijgen doorgestuurd en ik kan nooit verzadigd raken van informatie over hem. Ik wil alles weten. Liefst tot in detail. Maarja. Ik wil ook weer niet die zeurende moeder zijn die alwéér vraagt om foto's van haar kind. Ik hoor ze al denken; 'Er is toch ook een overdracht?'
Het inzoomen op zijn vrolijke koppie, laat me beseffen wat een heerlijk kind hij is. Kon hij maar alle dagen bij ons zijn, net zoals Sarah. Zelfs Sarah begint hem te missen en klaagt dat ze hem nooit meer ziet. Daarom besluit ik om de studiedag die eigenlijk op een dag van de zorgverlener valt, zelf op te vullen. Ik zorg dat ze hem later komt ophalen en neem hem dus mee. Even naar de winkel, even op de fiets… maar het duurt niet lang. Waar ik altijd zo flexibel en meegaand was, merk ik dat het op me inbeukt alsof ik een auto ben die net zo lang klappen krijgt tot er een deuk zit. Jesse dramt maar door over de wasstraat waar we niet naartoe gaan. Telkens opnieuw. Hij huilt. Is boos. Kan geen ‘nee’ accepteren. En ik… knijp mijn ogen stijf dicht. HELP. Waar ben ik aan begonnen? Waarom wilde ik dit? Wat doe ik mezelf aan? Ik wist toch allang dat dit zou gaan gebeuren? Ik ken mijn eigen kind toch? Waarom kan ik dit niet aan? Alle vragen buitelen over elkaar heen… ik wordt GEK van mijn eigen gedachtes. Ik zit boordevol met vragen en gevoelens die niet stroken met elkaar. Ik hou toch van hem? Waarom kan ik het dan niet één dagje volhouden? Ik moet gewoon duidelijker zijn. Dus ben ik duidelijker. Extra boosheid stort zich over mij uit. Afleiden. Ja, afleiden moet ik doen. Ik wijs naar de eendjes, naar de vrachtwagen, naar…. Kak. Er is niks om hem mee af te leiden. Waarom kon ik dit altijd zo goed en lukt het me niet meer. Ik voel me een waardeloze moeder. Gefaald. Onmachtig en onkundig.
Het is op
Met moeite bereiken we ons huis, waar hij inmiddels boos is over het niet mogen spelen op het volle schoolplein van de school vlakbij. Hij had kindjes en schommels gezien… Maar het kon niet. Op zulke momenten frustreert het me mateloos dat hij dingen niet begrijpen kan. Dat ik hem niet kan uitleggen waarom je niet mag spelen op een schoolplein vol kinderen als de school nog bezig is. “Heb je geen hersens ofzo??” mompel ik sarcastisch. Mijn hoofd tolt. Ik ben kortaf en hij voelt mijn korte lontje. Het maakt hem onzeker, waarop hij ergerlijk begint te lachen en in een dwarse bui beland.
Op de grond blijft hij liggen. Met zijn steeds langer wordende 9-jarige lijf, ligt hij op de stoep, te hengelen met zijn benen. “Mama kijk, mama kijk, Jesse grappig!” Maar het enige wat ik wil is naar binnen en uitpuffen. Een kop thee. Geen geluiden meer. Zelfs geen gelach. Maar hoe harder ik naar binnen wil, hoe zwaarder hij zich maakt. Trekken heeft geen zin. Ik zal tot 3 moeten tellen en dan zijn arm grijpen. Hem verplichten op te staan. Maar de gedachte alleen al put me uit. “WAT een etterbak.” Denk ik bij mezelf. Altijd moet alles maar moeilijk gaan. Kan het nou nooit eens makkelijk en zonder al te veel moeite? Weglopen kan ik niet doen, want dan sprint hij linea recta de poort uit, op avontuur. En avontuur=meer problemen. Hardhandig trek ik hem overeind en dreig dat ik boos zal worden, wat ik eigenlijk al ben. De frustratie en de onmacht nemen de overhand in mij. Ik ben op. Voor het eerst voel ik heel bewust wat er al zo lang gaande is…. Ik ben overspannen.
Maar ik KAN helemaal niet overspannen zijn!! Deze gedachte wil ik niet binnenlaten, maar het is al te laat. Het woord gonst door mijn hoofd heen en nestelt zich op het meest onaangename plekje van mijn hoofd; voorin.
Hoe moet ik dit doen..? Peter zit al thuis met een burn-out. En nu ben ik zeker overspannen? Wat een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar tegelijkertijd weet ik dat het stemmetje dat opstaat in mijn hoofd, gelijk heeft. Ze steekt haar vinger op en vraagt om de aandacht… of ze iets zeggen mag. Ja, toe dan maar. En dan komen haar wijze woorden. ‘Welk stel ouders had dit dan wél volgehouden tot het eind? Hoe denk je dat het gaat? Vanaf de diagnose ben je AAN gegaan. Lieverd… dat is bekant 10(!) jaar lang. Oké, negen, maar met de huiltijd van Sarah erbij zitten we zelfs al op 11 jaar!!! Welk mens kan dit?’ Ik zwijg… en ik weet het diep vanbinnen. Maar ik wil het gewoonweg niet horen.
Saved by the bell
‘PLING’ de telefoon rinkelt. Een appje. Ik knipper met mijn ogen als ik het open. Ik kan het bijna niet geloven, maar als een engel gezonden, krijg ik de vraag of het erg is als ze Jesse eerder komt halen omdat het toch al op de route is…. ‘Tenzij ik nog andere plannen heb?’ Zo snel als ik kan app ik terug dat ik ABSOLUUT geen plannen heb en dat ze hem kan halen zodra ze kan. “GLORIE!!” jubel ik blij.
Wanneer ik mijn telefoon wegleg, kijk ik in twee blauwe ogen die me smeken om een mandarijn, die in zijn handjes al bijna gepeld is. Welja… neem een mandarijn. Neem er nog een… whatever. Je wordt zo opgehaald!! Ik vertel hem wat er gaat gebeuren en ben voorbereid op teleurstelling, maar tegen alle verwachtingen in begint hij te juichen. Hij heeft er zin in. Een zware last glijdt van mijn schouders af. Pfoei. Gelukkig maar. Hij heeft er zin in. Met een gerust hart laat ik hem meenemen en zie hoe een enorme bofkont hij is met AL zijn zorgverleners die van hem houden alsof het hun eigen kind is. Nee, ik hoef me geen zorgen te maken. Ik moet investeren in een moeder met energie, zonder dat hij daar last van hoeft te hebben. Want terwijl hij leuke dingen doet met een vrouw die alle energie heeft, kan ik opladen zonder de mijne er doorheen te jagen. Pas op de plaats.
Maar de navelstreng trekt. En dat mag. Dat mag óók.
Reacties
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat.