Het nieuws van Jesses jonge, nieuwgeboren leventje, kwam als een aangenaam bericht voor mijn omaatje die nog maar kort geleden plotseling afscheid had moeten nemen van haar man. Na bijna 60 jaar huwelijk, was ze opeens onthand. Niks meer om voor te zorgen, niemand om de dag mee door te nemen, en geen grote moestuin meer die onderhouden moest worden. Opeens stond ze alleen, en moest ze wonen in een appartement op het dorp. De eenzaamheid sloeg in, en de avonden werden letterlijk en figuurlijk donker en lang.
Dat Jesse geboren was, maakte dat ze weer wat licht zag. Ze werd er vrolijk van
om jong leven te zien, en stortte zich volledig op het wel en wee rond het
mannetje. Al haar kennis en ervaring trok ze uit de kast, en begon uit alle
macht te piekeren en op haar manier van een afstandje te zorgen voor dit
kwetsbare leventje dat zoveel huilde. Iedere dag kreeg mijn moeder (soms tot
vervelens toe) telefoon; “Hoe gaat het met Jesse?” De standaard vraag. Deze keer
had ze weer een nieuwe tip; We moesten hem wat likeur geven. Dan sliep hij als
een roosje. En wel; Anisette. Het welbekende kraamanijs. Het zou toch niet voor
niets zo heten?! En iedere dag belde ze met de vraag of we het al geprobeerd
hadden. Nee?? Dom. “Als je nou naar me geluisterd had, was je allang van dat
gehuil af geweest”. Dat Jesse een
hartafwijking bleek te hebben, kwam voor haar dan ook als een schok. Misschien
nog wel het meest van allemaal. Ze was compleet van slag en uit haar doen…
Opnieuw volgde ze alle nieuwtjes op de voet. Ze belde iedere dag rond dezelfde tijd, zonder ook maar een dag over te slaan. En als er eens een dag geen nieuws was, dan kon ze het niet geloven. Dit was haar houvast in de dagen waarop ze lichtelijk begon te dementeren. Mijn moeder vertelde dan maar wat simpele dingetjes over hoe lief hij weer had gelachen, en dan was het goed. Mijn oma kon weer lekker gaan slapen. “Dahaaag, Riet! Doe ze de groeten daar, hé!”
De voltallige thuiszorg was ook op de hoogte. Zo bleek, nadat ik weer eens een bezoekje aan haar bracht. De gekregen foto’s stonden te pronken op de kasten en ze vertelde dat ze iedere dag een paar keer langs liep om naar Jesse te kijken, en even met ‘m te kletsen. Ze vertrouwde hem al haar verhalen toe. En terwijl ik op mijn telefoon de laatste filmpjes laat zien, fleurt ze pas echt op; “Jaha! Jaja! Jij kleine deugniet.” En ze tikt lachend met haar vinger op het scherm. “Jij bent me er eentje”. En ik zie iets glinsteren in haar ooghoek. Ze is ontroerd. “Wat ben je toch een parmantig ventje…” En ze vraagt me met klem wanneer ik weer kom, en wanneer ze het mannetje weer mag ontmoeten.
Maar nu is het ogenblik gekomen waarop het met omaatje minder goed gaat dan met Jesse. Ze begint echt oud te worden, en vergeet met de dag meer. Tenzij het Jesse betrof, want dan was ze altijd helder geweest. Tot nu. Inmiddels is het mijn moeder die háár dagelijks opbelt, en vraagt hoe het met háár gaat… En deze dag klonk er een verdrietige stem aan de telefoon. Ze had niet geslapen. Na wat doorvragen bleek dat ze er kapot van was, omdat mijn moeder de avond daarvoor had verteld dat Jesse wat ziek was en al een paar dagen hoge koorts had gehad. Het was gewoon maar een griepje, alleen omaatje dacht dat dit het einde betekende; Het ging niet meer goed met Jesse. We zouden hem alsnog verliezen. Ze haalde alle gebeurtenissen door elkaar, en waande hem weer in het ziekenhuis van vorig jaar, waardoor ze geen oog dicht had gedaan en meteen 's morgens vroeg al had gebeld. Mijn moeder moest praten als brugman, maar ze was er niet vanaf te brengen. Ze had een persoon nodig die haar omhelsde en met haar meevoelde in haar reële gevoelens van verdriet… iemand die ze kon aanraken en vasthouden. De telefoon volstond niet meer. Ze had vertrouwde ogen nodig om houvast in te vinden. En geruststellende woorden, die haar konden kalmeren. Want zelfs nu het Jesse betrof was ze niet meer helder… m’n lieve omaatje. Gelukkig was er die morgen Jan. Haar nieuwe vriend, met wie ze inmiddels al een aantal maanden samen is. Een bewogen, vriendelijke man met een zacht hart, die op loopafstand bij haar vandaan woont. Een kadootje, die op het laatste hoofdstuk van haar leven nog kwam binnenwandelen. Hij komt rustig naast haar zitten, en liefdevol troost hij haar, mijn omaatje… de ooit zo krachtige en sterke vrouw… zo kwetsbaar.
...Ik ben blij dat ik vandaag weer even geweest ben. :)
Omaatje fleurt op |
Opnieuw volgde ze alle nieuwtjes op de voet. Ze belde iedere dag rond dezelfde tijd, zonder ook maar een dag over te slaan. En als er eens een dag geen nieuws was, dan kon ze het niet geloven. Dit was haar houvast in de dagen waarop ze lichtelijk begon te dementeren. Mijn moeder vertelde dan maar wat simpele dingetjes over hoe lief hij weer had gelachen, en dan was het goed. Mijn oma kon weer lekker gaan slapen. “Dahaaag, Riet! Doe ze de groeten daar, hé!”
De voltallige thuiszorg was ook op de hoogte. Zo bleek, nadat ik weer eens een bezoekje aan haar bracht. De gekregen foto’s stonden te pronken op de kasten en ze vertelde dat ze iedere dag een paar keer langs liep om naar Jesse te kijken, en even met ‘m te kletsen. Ze vertrouwde hem al haar verhalen toe. En terwijl ik op mijn telefoon de laatste filmpjes laat zien, fleurt ze pas echt op; “Jaha! Jaja! Jij kleine deugniet.” En ze tikt lachend met haar vinger op het scherm. “Jij bent me er eentje”. En ik zie iets glinsteren in haar ooghoek. Ze is ontroerd. “Wat ben je toch een parmantig ventje…” En ze vraagt me met klem wanneer ik weer kom, en wanneer ze het mannetje weer mag ontmoeten.
Maar nu is het ogenblik gekomen waarop het met omaatje minder goed gaat dan met Jesse. Ze begint echt oud te worden, en vergeet met de dag meer. Tenzij het Jesse betrof, want dan was ze altijd helder geweest. Tot nu. Inmiddels is het mijn moeder die háár dagelijks opbelt, en vraagt hoe het met háár gaat… En deze dag klonk er een verdrietige stem aan de telefoon. Ze had niet geslapen. Na wat doorvragen bleek dat ze er kapot van was, omdat mijn moeder de avond daarvoor had verteld dat Jesse wat ziek was en al een paar dagen hoge koorts had gehad. Het was gewoon maar een griepje, alleen omaatje dacht dat dit het einde betekende; Het ging niet meer goed met Jesse. We zouden hem alsnog verliezen. Ze haalde alle gebeurtenissen door elkaar, en waande hem weer in het ziekenhuis van vorig jaar, waardoor ze geen oog dicht had gedaan en meteen 's morgens vroeg al had gebeld. Mijn moeder moest praten als brugman, maar ze was er niet vanaf te brengen. Ze had een persoon nodig die haar omhelsde en met haar meevoelde in haar reële gevoelens van verdriet… iemand die ze kon aanraken en vasthouden. De telefoon volstond niet meer. Ze had vertrouwde ogen nodig om houvast in te vinden. En geruststellende woorden, die haar konden kalmeren. Want zelfs nu het Jesse betrof was ze niet meer helder… m’n lieve omaatje. Gelukkig was er die morgen Jan. Haar nieuwe vriend, met wie ze inmiddels al een aantal maanden samen is. Een bewogen, vriendelijke man met een zacht hart, die op loopafstand bij haar vandaan woont. Een kadootje, die op het laatste hoofdstuk van haar leven nog kwam binnenwandelen. Hij komt rustig naast haar zitten, en liefdevol troost hij haar, mijn omaatje… de ooit zo krachtige en sterke vrouw… zo kwetsbaar.
...Ik ben blij dat ik vandaag weer even geweest ben. :)
Reacties
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat.